Van meesters en van metsers. Deel 2.

meesters

Het esoterisch allegaartje.

De grote drie-eenheid: vrijheid, gelijkheid en broederlijkheid is gedurende de gehele geschiedenis van de vrijmetselarij moeilijk realiseerbaar gebleken tussen de obediënties, laat staan in de wereld. Zoals alle andere menselijke instituties heeft de vrijmetselarij vele “culturen” ontwikkeld die niet altijd in staat zijn geweest onderling de juiste dialoog aan te houden. De relaties tussen de obediënties bleken, in tegenstelling tot de Anderson Constitutions, niet altijd mogelijk. De basisideeën samen gesprokkeld en geredigeerd door Anderson, Desaguliers , Payne en Sayer bleken toch een paar onoverkomelijke tegenstrijdigheden te bevatten, die ernstige struikelblokken blijken te zijn tussen alle broeders.

  1. Hoe ging het verder ?
  • Een eerste splitsing.

In 1753 wordt door de loge van York samen met enkele andere loges de Grandlodge of the old Masons opgericht. Dat veroorzaakt een eerste scheuring tussen de zogenaamde modernen ( the Moderns) en de anciens ( the Antients). De verwijten van de Antients waren dat de Moderns in Londen nieuwe geheime herkenningsregels wilden toevoegen. Hun voornaamste verwijt echter was dat ze het ritueel hadden ontchristelijkt. En dat zij ( de Antients dus) als enigen nog de oude christelijk geïnspireerde traditie van de gilden volgden. Conflict dus tussen de oude vertrouwde god versus de nieuwe universele god.

De Modernen voerden volgens de Antients steeds meer speculatieve, ideologische veranderingen in. Deze brede beschuldigingen zijn vrij onduidelijk. Enig duidelijk aantoonbaar is de invoering van de derde graad. Maar die was ook bij de Antients op dat ogenblik ook reeds van toepassing. Heel concreet is dit alles dus niet. De “makkelijke” verzoening later wijst erop dat er hoogst waarschijnlijk ook strikt persoonlijke motieven hebben gespeeld, wat trouwens ook door enkele historici wordt gesuggereerd.

De Anglicaanse staatsgodsdienst was nooit echt aangeslagen, de katholieken waren een minderheid geworden en vele splitsingen hadden ook plaats gevonden binnen de brede protestantse beweging: de quakers, methodisten, calvinisten, lutheranen en nog vele anderen. Locke met zijn common sense philosophy en Spinoza waren voorbij gekomen en de Verlichting was volop in aankomst. De tijd was, politiek en filosofisch, rijp voor “bredere” visies, en de keuze voor een “universele” god was dus een vrij logische evolutie.

De dogmatische visie van de georganiseerde kerk, het geopenbaarde christendom, werd mentaal ingeruild tegen de natuurlijke godsdienst. Desaguliers had dit alles zeer goed begrepen en hoewel zelf zeer zeker gelovig, was zijn god eerder de god van Newton, de grote regelaar, mecanicien, wiskundige en architect.

 

In ongeveer dezelfde periode ontstond een golf aan literatuur rond de speculatieve vrijmetselarij, evenals een groot aantal anti-maconnieke literatuur. Dit alles was uiteraard een gevolg van de groei van de vrijmetselarij. Zelfs de pers wijdde regelmatig artikels aan de nieuwe loges, maar ze kochten ook artikels van ex-vrijmetselaars die de “geheimen” van de loges wilden aan het daglicht brengen. Niets nieuws onder de zon dus. De vroege vrijmetselarij werd tijdelijk en gedeeltelijk het slachtoffer van haar eigen succes. Maar dit droeg in de eerste plaats heel veel bij tot haar snelle ledengroei.

  • En nog een splitsing.

Het succes van England en Schotland verspreidde zich vrij snel naar Ierland en de Engelse koloniën, eerst en vooral naar Noord-Amerika.

De Glorious Revolution van 1688 tot 1689 in England, waarvan historici beweren dat ze de grootste transformatie ooit in het land veroorzaakte, had meerdere directe gevolgen. Naast de verbanning van de katholieke Stuarts was er ook de afbouw van de absolute monarchie naar een constitutionele monarchie vastgelegd in de Bill of Rights. In de nasleep werden de Jakobieten, de volgelingen van James II, verbannen en namen enkelen de basis van de Schotse vrijmetselarij met zich mee. Frankrijk bijvoorbeeld werd de bakermat naast een aantal andere polen, van de zogenaamde Scottish Rites. Over het ontstaan ervan bestaat ook enige controverse.

In 1740 is er de vermelding Scottish Master in een tekst. In 1744 vermeldt l’abbé Perau in zijn werk L’ordre des francs-maçons trahi dat er een vrijmetselaarsorde van Schotten zou bestaan, die zich verhevener waande dan de bestaande ordes.

Intern creëerde deze Scottish Rites een groot aantal nieuwe graden. In 1760 waren er al, naar verluid, een vijftiental graden in gebruik. Haar grondregels groeiden zeer snel weg van het oorspronkelijke gelijkheidsideaal en van de visies van de Verlichting. Bovendien slopen in de 18de eeuw, onder invloed van de enorme interesse in magie, esoterie, alchemie en andere semi-wetenschappelijke theorieën nogal wat mystieke, theosofische en zelfs gnostische elementen in de nieuwe orde. Sommigen noemen het dan ook de “ onontwarbare Schotse warboel”. Wijzelf noemen het de contra-reformatie van de vrijmetselarij. De aristocratie nam haar positie terug via de vrijmetselarij. Haar graden, de benamingen ervan, de hiërarchische opbouw waren een regelrechte afrekening met de oorspronkelijke vrijmetselarij.

Er ontstond binnen de kortste tijdspanne een overvloed aan nieuwe graden, aan sistemen en riten. De eerste vijftien groeiden al snel uit tot vijfentwintig en waren de basis van de huidige 33 graden.

Tegelijk is duidelijk dat de Schotse eigenlijk een Franse nieuwe variante of uitbreiding van het broederschap is; anderen echter zien eerder een uitbreiding van de bestaande obediëntie. Hoe dan ook, de Scottish Rites met hun grote aantal graden hebben inmiddels wel een zeer groot aantal loges en leden in Noord-Amerika.

Verder ontstonden nog een behoorlijk aantal andere obediënties, volgens Wikipedia achttien in totaal, waarvan een aantal inmiddels niet meer bestaan. Het is niet onze bedoeling hierop dieper in te gaan. Onze literatuurlijst achteraan Deel 3 geeft de nodige verwijzingen.

Aan de basis van al deze obediënties lagen, volgens ons, dikwijls eerder “persoonlijke” grondslagen ( doet een beetje denken aan de afsplitsingen en herenigingen en meer afsplitsingen bij de grote ideologische stromingen in de politiek) en tegelijk een poging tot recuperatie door de oude heersende klasse.

  • En nog gerommel.

In de Zuid-Europese landen met hun zeer sterke invloed van het Vaticaan waren vele loges redelijk anti-kerkelijk in tegenstelling tot de Angelsaksische loges. Dit zou zich later, met name bij de Fransen, de Belgen en de Spanjaarden vertalen in een aantal specifieke aspecten: het innemen van politieke en sociale standpunten, open vijandigheid tegenover de kerk en omgekeerd. Open discussie over religie en politiek werd er getolereerd. Het principe van de grote architect vervaagde eveneens. De Fransen leidden bovendien de introductie van vrouwenloges in.

Aangezien de normen van de Engelse Grootloge als een soort standaard werden aanvaard, waren zij de regulieren. Alle afwijkingen, onder andere deze van de Fransen, werden dan ook als irregulier bestempeld.

De tegenstellingen, die aanleiding gaven tot de eerste scheuringen, gaan verder dan alleen maar deze verschillen in benadering. De Grand Lodge of England was volgens sommigen een rijkelui boys club met nog weinig inhoud geworden.

 

Eén van de meest typische “aanpassingen” was de invoering van de derde graad, die bij de operatieve metsers nooit had bestaan. Waarschijnlijk werden in het verleden bij de operatieve metsers wel degelijk de meest ervaren vaklui bij een project aangeduid om de leiding op zich te nemen, en kon men hen aldus, zoals vele vrijmetselaars vandaag verklaren, als een soort leidinggevenden bestempelen. Maar de derde graad, de Master Mason, bestond in de operatieve wereld niet, toch niet als een hiërarchisch niveau. Er bestonden dus geen herkenningstekens en ook geen bijzonder ritueel.

Tot op heden is het nut ervan onduidelijk, tenzij de klassieke ontwikkeling van geloof naar kerk, van ideologie naar partij en van filosofie naar instituut hier ook heeft gespeeld. Bij dergelijke ontwikkeling dient hiërarchie de macht. De hiërarchie, geeft een beperkte kring macht en het corrumpeert op termijn de basisideeën.

Dit alles gebeurde niet zomaar en had een lange voorgeschiedenis, maar paste wel degelijk in de meer gestructureerde en administratieve neigingen van de nieuwe vrijmetselaarsclub. Het liep tevens parallel met een zeer heterogene zoektocht naar symboliek, naar oude initiatieculturen en gedeeltelijk ook naar esoterische elementen. Het bijpassende ritueel en de symboliek van de Hiram mythe lijkt ons in ieder geval weinig doordacht. Bovendien bestaan er nogal wat varianten volgens landen, periodes en rites. Al deze varianten bewijzen dat het om een onzorgvuldig samengeraapt verhaal gaat dat alleen maar een rituele functie moest ondersteunen. Ook als het om allegorie gaat, is een beetje cohesie in het verhaal wel degelijk belangrijk. De hoofdpersoon, het plot, de betrokkenen lijkt ons meer een heksenpotje. Het is duidelijk een zelf bedacht verhaal. Was men maar bij het Noah verhaal gebleven.

  • Wat was het gevolg van de Anderson ingreep ?

De invloeden die hebben gespeeld bij de stap van operatieve metsers naar de vrijmetselaars is uiterst belangrijk om een aantal van de incompatibele verschillen uit te leggen die later zijn ontstaan.

Belangrijkste draait rond het begrip Belief. Lodge IV, de snelst groeiende en invloedrijkste op dat ogenblik bij de Grand Lodge of England, had bij de stichting één operatieve metselaar, de metser-beeldhouwer William Woodman.

De vergaderingen gingen niet meer door in een werkplaats maar in één of andere pub of koffiehuis. Er werd op geregelde tijdstippen vergaderd. Er werd een gestructureerde boekhouding ingevoerd en men maakte notulen van de vergaderingen. Op 19 april 1725 schrijft Francis Columbine, een Provincial Grand Master in Cheshire, een brief aan een vrijmetselaar uit de omgeving van de Duke of Richmond “…because several of our Brethren who are poor Artificers, but very old Masons, could not support the Expence of associating with the Gentlemen…”. Het is duidelijk dat de oude operatieve Mason niet in staat was aan het lidmaatschap te voldoen. Was dit gewild of niet ? De nieuwe loges waren aldus de facto een organisatie voor the well-off Gentlemen only.

De werktuigen van de operatieve metsers waren nog wel welkom als symbool en uithangbord voor de nieuwe “clubs”, maar de operatieven zelf niet meer, of zij hadden geen interesse meer, of ze werden diplomatisch geweerd. Trouwens wat zouden ze nog van de nieuwe symboliek en rituelen hebben herkend of begrepen ?

  • De interne tegenstrijdigheden.

Het probleem van de gelijkheid. De mannenmaatschappij van de 18de eeuw had geen oog voor vrouwen, rassen en klassen, die toen samen zo’n 80 % van de bevolking uitmaakten. En de vrijmetselaars hadden, vreemd genoeg, ook geen echte interesse.
De gepredikte gelijkheid gold trouwens alleen maar binnen de muren van de werkplaats. Erbuiten gold dan weer de oude sociale status, ook onder vrijmetselaars. Broeders binnen de loge, baas en knecht erbuiten.

In The Constitutions of the free-masons of 1723

Zeer snel zou men echter zelf de invloed en het tolerantievermogen van het Vatikaan voelen. Pauselijke uitspraken tegen de vrijmetselarij volgden heel snel en gelden nog tot op vandaag. Dit zou trouwens later in een aantal landen op het continent met een sterke katholieke invloed de basis vormen van een scheuring over het thema geloof en de basis vormen tot de splitsing in zogenaamde “reguliere” en “irreguliere” loges. Regulier dus als men de basisregels van de UGLE volgt en irregulier als men één van deze regels ( de bekende Landmarks) niet meer volgt.

De Belgen en de Fransen waren onder de eersten die de Great Architect of the Universe niet meer aanvaardden, maar ook de Adoptieloges voor vrouwen van de Fransen waren onaanvaardbaar hoewel mentaal gesponsord door en geaffilieerd aan een mannenloge, met afwijking en/of afwezigheid van symbolen en rituelen.

En al helemaal niet toelaatbaar waren “andere ras” loges. Hierbij is het verhaal van de Prince Hall Lodge in de USA bijzonder. Opgericht door enkele zwarte militairen in 1784 werden ze pas heel veel jaren later ( namelijk begin 1990 !!!) erkend door de UGLE en snel daarna door een aantal Amerikaanse Grootloges, maar wel als black only lodge. Gemengd was dus uitgesloten.  En dat is bij het grootste aantal Amerikaanse loges tot op vandaag nog altijd het geval. Vergeten we daarbij de argumentatie hiervoor niet, namelijk  “ they are not free men” zoals één van de basisregels van The Constitutions vermeldt. Het lijkt wel een klassieke Jezuiten argumentatie.

Vergeten we evenmin de houding van de eerste vrijmetselaars ( zowel Amerikanen als alle Europeanen) tegenover de slavernij. Vermelden we eveneens dat in de USA een natives only ( alleen de indianen dus) visie bestond.

Kortom: geen “rassenmenging”.

Noteer terloops ook dat de Belgische loges in de kolonie Congo nooit een Congolees als lid hebben gehad.

Vergeten we evenmin wat Rudyard Kipling dacht over de babu kaste terwijl hij zelf met Gandhi lid was van dezelfde loge in Allahabad. In de loge was hij een broeder: buiten de loge en als bekend schrijver was hij een notoir racist.

De loges in Frankrijk verboden in hun beginfase Joden, Muslims en negers.

In 1926 paste de Oud-Pruisische Grootloge haar mythologie aan volgens de Arische normen. En ook, in 1932 verklaarde de Duitse Grand National Lodge zichzelf als völkisch ( maar werd in 1934 toch ontbonden).

De zoekende mens is dus zeer lang blank, “raszuiver”, mannelijk, middenklasse en conservatief geweest. Alleen de irreguliere loges hebben in enige mate voor verandering gezorgd.

  • Nog een andere mythologie.

Het esoterische aspect van de vrijmetselarij dat als een synoniem van gnosticisme wordt gesteld, werd door de Kerk als ketters beschouwd. Dit gnosticisme wordt gelijk gesteld met de vroege christelijke kerken ten westen van de Rode Zee, voornamelijk de Egyptische en Koptische kerk. De Nag Hamadi rollen gevonden in 1945 in Egypte bevatten apocrypha, zoals het Evangelie van Thomas, die gnostisch werden geïnspireerd of beïnvloed. De mogelijke connectie tussen het gnosticisme en de mythische Egyptische wortels is een onderwerp van interesse in bepaalde delen van de vrijmetselarij. De Rozenkruisers, een moderne gnostische beweging, houdt onder andere deze stelling aan. Zie eveneens de Egyptische fase als basis voor de Misraïm obediëntie.

Daarbij komt dat de vrijmetselarij zelf reeds vroeg in haar ontwikkeling een intensieve fase van mystieke, esoterische, occulte en zelfs spiritistische invloeden heeft gehad. De nieuwe leden van de speculatieve loges waren meestal “geletterden van de meest diverse pluimages” op zoek naar nieuwe ontdekkingen, nieuwe wetenschappen en nieuwe ideeën en sommigen naar nieuwe sensaties. Dit alles leidde intern tot vele verhalen over de wortels van de vrijmetselarij in de Oudheid.

  • De mythes, een allegaartje.

Initiatie en de rituelen en de geheimhoudingsplicht zijn het ideale cocktail voor de meest wilde en fantasierijke speculaties door de buitenwereld, en dat is zo geweest vanaf het prille begin. Voeg daaraan toe dat de Kerk van bij het begin de vrijmetselarij regelmatig heeft veroordeeld ( als potentieel concurrent godsdienst ?) en bekampt met haar klassieke lastercampagnes. In deze omstandigheden ontstaan inderdaad de wildste verhalen eerst.

Haar eigen buitensporige ontstaansverhalen hebben eveneens geleid tot ernstige bedenkingen bij de ernst ervan. Ook al worden ze gedefinieerd als allegorieën, mythes of symbolen. Onze ingewijde medewerkers benadrukten echter dat wij dit alles eerder als leermiddel moeten zien en dat dit slechts een ceremonieel overblijfsel is van de oude operatieve gilden.

Meest fundamentele anomalie zijn echter de tegenstrijdige elementen aan de basis van de vrijmetselarij zelf. Een universele deïstische godsdienst en een morele filosofie aan mekaar verbinden en ook vermengen met een ethica op pantheïstische grondslag en met hermetica en “magische” tradities gebaseerd op de Oudheid. Dit is pure utopie.

  • Is dit alles echt nog van vandaag ?

Wat is de toekomst van de loge of loges ? We weten dat de werving of aanbreng van nieuwe broeders niet vlot meer verloopt. Zijn de idealen voorbijgestreefd, of zijn de rituelen oubollig, of is het hele concept niet meer aangepast aan deze tijd ?

Onze ingewijde medewerkers hebben hierover nogal uiteenlopende analyses. Een snelle lezing over het verval vinden we het best op de websites van de loges zelf, overal ter wereld. Telkens opnieuw stellen logebroeders de vraag hoe zij het tij kunnen keren, wat ze moeten aanpassen om weer leden aan te trekken. De meesten geloven nog steeds zeer sterk dat de vrijmetselarij, ook vandaag nog, een rol kan spelen in haar huidige vorm.

Over de huidige toestand en onze bedenkingen hierbij zullen we in het Deel 3 uitvoeriger ingaan.