Een nieuwe (kleine) beeldenstorm.

Een nieuwe (kleine) beeldenstorm.

Of, moeten we eigenlijk wel standbeelden oprichten ?

Het was eigenlijk eerder hilarisch nieuws. De Black Lives Matter beweging ging plots de standbeelden te lijf van bekende historische figuren met een slavengeschiedenis of een koloniaal verleden met bloed aan de handen. Het kreeg in eerder beperkte mate navolging in Europa. België rekende gedeeltelijk af met Leopold II, maar vergat opnieuw de rol van Boudewijn. In Nederland bijvoorbeeld, dat reeds lang een typisch Calvinistische houding aanneemt over haar eigen verleden, bleef het rustig. De Duitsers zijn Namibië vergeten; de Spanjaarden Zuid-Amerika, de Italianen Ethiopië, en zo verder, en zo verder. Stilzwijgen is inderdaad ook een vorm van politiek bedrijven.

Wijzelf ergeren ons niet zozeer aan het protest tegen de wantoestanden uit het verleden die af en toe eens worden opgerakeld, maar aan het feit dat er standbeelden staan in de eerste plaats. Maar het echt hilarische was, opnieuw, de verontwaardigde reactie van de pers.

 

1. Een beetje geschiedenis.

Wij hebben geamuseerd de reacties op de gebeurtenissen in de pers gelezen en opnieuw vastgesteld hoe kort en selectief ons geheugen is bij maatschappelijke schokken. Sommigen gingen zelfs zo ver de vernielingen van cultureel erfgoed ( de Nimrud in 2015) door Isis en het opblazen van de Boeddabeelden van Bamiyan door de Taliban hiermee te vergelijken.

De enige gelijkenis is het terugkerend fenomeen van beeldenstormen. Standbeelden hebben namelijk een zeer groot impact. Ze zijn dan ook bij maatschappelijke schokken of verschuivingen een geliefd doelwit.

Beeldenstormen onder verschillende vormen zijn immers van alle tijden.

 

In de Oudheid waren beelden bedoeld om het geloof zichtbaar en toegankelijk te maken. Enorme aantallen werden er gemaakt in brons en marmer. Plinius vermeldt er duizenden op Rhodos, in Athene, Delphi en Olympia. In Rome alleen was het aantal indrukwekkend. Men spreekt van één marmer beeld per inwoner en er waren honderdduizenden inwoners. Voor dezen die ze maakten, waren de beelden uitdrukkingen van het goddelijke en kunst tegelijk.

Maar de uitbeeldingen van goden werden zeer snel ook afbeeldingen van mensen. Eerst atleten, die hoog in aanzien stonden, maar ook snel daarna “verdienstelijke mensen” wiens herinnering men wou bewaren op openbare plaatsen.
Maar van de beelden van de “grote” mannen uit het oude Griekenland bijvoorbeeld, gemaakt door Lysippos, zullen we er geen meer vinden, tenzij nog enkele povere kopieën in Rome. Ze zijn allemaal verdwenen.

 

Ook de Romeinen hadden de gewoonte de beelden van sommige keizers of consuls te vernietigen of te verwijderen om hun herinnering uit te wissen, de damnatio memoriae

 

Drie eeuwen lang bouwden de Egyptenaren tempels en standbeelden voor hun talrijke goden. Alexander de Grote veroverde het gebied en de Grieken voegden er hun eigen goden aan toe.

Alles veranderde toen de Romeinen evolueerden van vele goden naar een één-god religie en van een minderheidsgodsdienst de officiële staatsgodsdienst maakten. Het onmiddellijke gevolg waren een serie keizerlijke decreten. De Theodosius Code verordende de sluiting van alle tempels in alle steden en plaatsen van het Rijk. Op het betreden ervan stond zelfs de doodstraf !

In 391 MTR stuurde Theodosius ook enkele decreten naar Egypte. Beelden mochten niet langer aanbeden worden. Gevolg: vernietigen van vele beelden, of het beschadigen ervan, in het bijzonder door afhakken van de neus. De Egypte-bezoeker denkt waarschijnlijk nog steeds bij het zien van alle “neusloze” beelden dat dit kwetsbare deel door de eeuwen is beschadigd. De realiteit is dat op last van de katholieke Romeinse keizer en met medewerking van de lokale kristenen de neuzen werden afgehakt. Een beeld werd namelijk in die tijd geacht een “levend” wezen te zijn dat ademde, at en dronk ( vandaar ook de vele giften van voedsel). De gemakkelijkste manier om het te “doden” was de neus afhakken waardoor het zou stikken en sterven. Vreemd maar waar.

In 392 MTR verordende Theodosius eveneens de vernietiging van alle “heidense” tempels. Het Serapium werd met de grond gelijk gemaakt en de goeverneur van Alexandrië deed hetzelfde met alle tempels.
De bronzen beelden werden gesmolten tot nuttige goederen. Enkele farao’s eindigden aldus als keukenpotten.

In diezelfde periode werd het kolossale beeld van Ramses II ( geraamd op ongeveer 1000 ton !) vernietigd.

Rond 350 MTR werden alle oude tempels verdacht van heidendom en de beelden werden de ogen of de neus weggehakt of eenvoudigweg onthoofd. Brons werd hersmolten tot wapens en muntstukken en marmer werd verbrand tot kalk.IS in Palmyra en de Taliban in Afghanistan hadden dus reeds voorgangers in het verleden, de kristenen onder Rome.

 

De Spanjaarden in Zuid-Amerika hebben eveneens een redelijk aantal beelden van de lokale volkeren omgesmolten. Hier ging het om goudkoorts.

 

De Lage Landen kenden een zeer verregaande beeldenstorm tussen 10 augustus en oktober 1566 die begon in de Westhoek in Vlaanderen en verder liep tot Friesland. Vooral kerkbeelden werden door de protestanten vernield.

 

Napoleon werd in 1871 van zijn sokkel gehaald in Parijs door de Communards.

 

De Russen vernietigden eerst de beelden van de tsaren en 75 jaar later deze van Lenin en zijn kameraden.

In Boedapest 1956 vernietigden de opstandelingen het beeld van Stalin.

In China werden tijdens de Culturele Revolutie heel veel tempels en kerken, inclusief de beelden, vernietigd.

In 1966 werd in Dublin het beeld van Nelson gedynamiteerd.

Op 9 april 2003 werd in Bagdad het beeld van Saddam Hussein neergehaald na een perfecte Amerikaanse enscenering.

In maart 2011 werd in Syrië het beeld van Bashar al-Assad, vader van de huidige president, neergehaald en volgde een opstand en een oorlog.

 

De recentste gebeurtenissen in de USA, in England en België hebben we allen van heel dichtbij via TV kunnen meemaken.

 

 

2. Bedenkingen.

Onze obsessie met standbeelden verwart ophemelen met geschiedenis, geschiedenis met erfgoed en erfgoed met herinnering.

Onze begrippen over en onze visie op het verleden veranderen permanent. Maatschappijen evolueren, normen veranderen en houdingen worden aangepast. Beelden drukken zeker geen universele of collectieve herinnering uit en als ze er al één uitdrukken, dan in ieder geval een zeer selectieve. Vele van die standbeelden zijn uitdagend omdat ze staan voor ideëen van een eeuw of meer geleden. Maar ze moeten niet worden neergehaald omdat ze in de eerste plaats uitdagend zijn, maar omdat eigenlijk alle standbeelden zouden moeten worden neergehaald.

De waarde, ook van verdienstelijke personen, moet niet in steen worden gebeiteld of in brons worden gegoten, maar neergeschreven en onderwezen, ook samen met alle controversiële bedenkingen rond het figuur. Gandhi bijvoorbeeld was een ongemeen verdienstelijke man, maar hij was bijvoorbeeld tevens een racist tegenover zwarte mensen.

Als openbare kunst staat een standbeeld onderaan het laagste uitdrukkingsvermogen. Maar welke waarden ze ook willen uitdrukken, ze dienen in de eerste plaats om het establishment te ondersteunen. Sommigen stellen dat het neerhalen de geschiedenis wil teniet doen, maar standbeelden zijn geen geschiedenis, ze stellen personen voor en hun eventuele inbreng in de geschiedenis. Ze zijn symbolen van verering en geen symbolen van de geschiedenis. Meestal vertegenwoordigen ze slechts een gedeeltelijke, opgekuiste en selectieve versie van de geschiedenis. Meestal zijn ze ook slechts mythologie. Ze vertellen ons in de eerste plaats over de waarden van de periode waarin ze werden opgericht eerder dan over de uitgebeelde persoon.

 

Individuen kunnen misschien wel een belangrijke rol spelen in een historische context, maar helemaal alleen maken ze zelf geen geschiedenis. Maar de standbeelden gingen minder over het uitgebeelde individu dan over het zelfbeeld van de oprichters.

 

Voorbeeld: standbeeld van Rosa Parks als de zwarte dame die in Montgomery, Alabama weigerde haar plaats op de bus af te staan en aldus de lokale segregatiewetten wou uitdagen. Haar bijdrage tot de strijd voor zwarte burgerrechten werd door allen erkend. Maar minder bekend is het feit dat nog voor Parks, Claudette Colvin, een 15 jarig meisje reeds hetzelfde had gedaan. Maar toen zij als minderjarige en ongehuwde teenager zwanger werd, werd ze door de ouderen van haar eigen lokale kerkgemeenschap geweerd. Maar ook al zijn de daden van Parks, als catalysator, en van Colvin, als miskende binnen de eigen gemeenschap, het zijn de jarenlange collectieve inspanningen van de Afro-Amerikaanse gemeenschap die uiteindelijk tot veranderingen hebben geleid. Al die soldaten voor burgerrechten zijn echter onbekend.

Het machtssysteem beslist over wie herinnerd wordt en wie wordt vergeten. Standbeelden hebben een lange schaduw. Regeringen en machtshebbers heersen op die manier over controle van ideëen en duwen de burger indirect naar een door hen bepaald gezichtspunt. En dit is geen legitieme functie van een regering.

Daarom, laat ons de toekomstige generaties niet belasten met onze foutieve herinneringen of leugens over onze eigen mythologie. Schrijf over deze figuren in de pers en laat de controverse toe, of beter nog creëer een app die bij het openen van uw GSM de figuur van de dag bespreekt.

 

Bovendien staan standbeelden bijna allemaal op publieke gronden, op publiek heel zichtbare plaatsen en zijn ook bijna allemaal betaald met openbare fondsen en kosten behoorlijk veel voor onderhoud.

Openbare besturen zouden in de eerste plaats nooit standbeelden mogen oprichten. Het openbare nut ervan is twijfelachtig en ze hebben dikwijls een negatief effect door de burger te ergeren of te beledigen, en dan zeker de minderheden. Ze bevorderen geenszins een maatschappelijk samenhang en eenheidsgevoel.

Sommigen stellen dat wie iemand wil herinneren dat op privé grond kan doen, op eigen kosten. Dan stellen we ons de vraag wie welke beelden zal oprichten. Het antwoord is overduidelijk. Beelden die controverse oproepen, zullen ook dan ongetwijfeld worden neergehaald. Wie geen middelen heeft, zal geen beelden oprichten en wie geen privé eigendom heeft kan er helemaal geen oprichten.

 

3. En verder.

We hebben nog een paar verdere bedenkingen.

Moeten standbeelden in de toekomst alleen nog in een museum, of hebben we er eigenlijk geen nodig ?

En wat doen we met de vele openbare beelden van Jezus ?We hebben geen historisch bewijs van zijn bestaan en bovendien geeft zelfs de bijbel geen fysieke beschrijving van de man.

Standbeelden zijn finaal niets anders dan levenloze uitbeeldingen waar de duiven op schijten. Alleen wij mensen geven er een betekenis aan, tenminste dat doet een beperkte groep die meent voor ons te moeten denken.